Voorgeschiedenis
Met dank aan de heer Jan Tuinman.
De jaren dertig
De eerste poging om in Marssum een voetbalclub van de grond te krijgen vond plaats in het begin van de jaren 30 van de vorige eeuw.
In het dorpsgebied was geen terrein beschikbaar, maar wel in Ritsumasyl, een “útbuorren” van Marssum. Aan een boerderij werden doelpalen bevestigd en het daar tegenaan gelegen weiland werd benut als speelveld.
Van de daar gespeelde wedstrijden ontbreekt informatie. Dát de mannen voetbalden blijkt onder meer uit de Bildtse Courant van 14 oktober 1932; er staat een vooraankondiging in van de vriendschappelijke wedstrijd Quick 2 (Quick was de voorloper van v.v. St. Anna) – Marssum 1. De Bildtse Courant van 11 november 1932 kondigt weer een vriendschappelijke wedstrijd aan: Quick 2 – v.v. “De Eendracht” uit Marssum. Het betrof hier beide keren een zondagswedstrijd; uitslagen of verslagen ontbreken. Ook is hier niet bekend hoeveel jaren uiteindelijk werd gevoetbald.
1946
De provincie Fryslán was vóór deze tijd niet dik bezaaid met voetbalclubs. Dat veranderde na de tweede wereldoorlog; overal in den lande, maar ook buiten Nederland, rezen de clubs als paddenstoelen de grond uit. Marssum bleef niet achter. Op maandag 29 april 1946 werd in café Van der Laan tot oprichting van een voetbalclub besloten. Op een perceel weiland in het Marssumer Aldlân werd getraind en werden wedstrijden gespeeld. In 1947 werd besloten de vereniging op te heffen, omdat het draagvlak te smal was geworden.
De jaren vijftig
Van 1947 tot eind jaren vijftig bleef het voetbal-stil in Marssum. De dorpsgenoten die voetbalden deden dat in Dronrijp of Leeuwarden. Het maatschappelijke leven in de jaren 50 zag er vanzelfsprekend wat anders uit dan hedendaags. Er waren in het dorp amper televisietoestellen te bekennen, bijna geen bromfietsen, in de wijde omgeving behalve Leeuwarden geen kroegen of discotheken, voor de meeste werknemers was er een 48-urige werkweek.
Kinderen moesten zaterdags nog naar school. Geen CD-, MP3 of DVD-spelers, geen computerspellen; in plaats daarvan de eenvoudige pick-up/ platenspeler.
Het minimum loon bestond nog niet en de uitkeringen waren navenant, met als gevolg dat er mensen in de knoei kwamen. De plaatselijke schooljeugd hield zich bezig met schoolpleinkaatsen, fierljeppen, landveroveren, hoepen, hinkelen, steltlopen, knikkeren, krullebollesykjen en dergelijke zaken. Een aanvankelijk kleine groep jongens vond dit nog niet genoeg en trapte af en toe een balletje. Dat was dan niet direct na schooltijd, want de meesten moesten eerst thuis nog klusjes doen zoals houtkappen voor de kachel en naar de winkels voor boodschappen.
Na verloop van tijd ontstond er een min of meer vaste groep voetballers die de naam A.T.T.O. aannam. Er werd veel gespeeld, ook in andere dorpen. Meestal was de fiets het vervoermiddel.
Als er in Marssum werd gevoetbald dan gebeurde dat op diverse locaties, waar men vaak halverwege de wedstrijd werd weggejaagd. Het speelveld was nogal eens een weiland met greppels, waardoor er soms fabelachtige technieken werden aangeleerd. De dagelijkse plunje werd aangewend om als doelpalen te fungeren.
Bij onderlinge partijtjes kozen bij toerbeurt twee knapen hun teamgenoten. Als de éne partij een speler minder dan de andere had, mocht de eerste partij spelen met een ”vliegend kiep”. Niet altijd was er een scheidsrechter aanwezig of gewenst, men loste het zelf wel op. Desondanks waren er geen knokpartijen in het veld.
Dat was ook de tijdsgeest: er was geen sprake van gejaagdheid in het leven van alledag, het ”wij-gevoel” bestond, de ik-maatschappij was nog niet uitgevonden.
Kon het materiaal niet best worden genoemd – de voetbalschoenen, voor zover aanwezig, waren keihard en lomp, de ballen konden inderdaad bruine monsters worden genoemd -, het team had wél een uniform, namelijk een zacht geel shirt met een zwarte verticale baan over de rug en borst. Dat hadden zij niet zelf besloten, maar was verzorgd door een wereldwijd bekende dorpsgenoot.
Ook dit voetbal tijdperk duurde slechts enkele jaren, zij het iets langer dan de vorige. Oorzaak: te weinig spelers. Dat kwam doordat de oudsten, 16 jaar of ouder , een baan kregen. In de zestiger jaren was het heel gebruikelijk om op je 16e of 17e jaar aan het werk te gaan. Daarnaast namen enkele 12- tot 16-jarigen afscheid, omdat ze hun handen vol hadden aan het maken van huiswerk van het voortgezet onderwijs.
Tel daarbij op dat er weinig nieuwe aanwas kwam en je hebt het resultaat: te weinig spelers voor een compleet team.
Na de A.T.T.O. -periode werd er in Marssum tot ver in de jaren 60 amper georganiseerd gevoetbald. Dat kon voor een deel worden toegeschreven aan de opkomst van een geheel nieuwe jongerencultuur, met zijn nieuwe normen en waarden en het ontstaan van een zekere welvaart. Het was, meer dan anders, de tijd van het generatie-conflict en de ontwikkeling van emancipatie- en vredesbewegingen. Uitspreken als “Johnson moordenaar” (vanwege de deelname van Amerika aan de Vietnam-oorlog) en “het is de schuld van het kapitaal” (vanwege de door het kabinet aangekondigde loonstop) dateren van die tijd. Het waren ook de jaren van de Beatles en de Rolling Stones, van de provo’s, hippies, minirokjes, flower power en van maanlandingen, om maar wat te noemen.
In 1968 en 1969 vonden enkele liefhebbers het (niet) welletjes en probeerden een draagvlak te creëren voor en voetbalclub. Uiteindelijk leidde dat er toe dat er voor 20 april 1970 een vergadering werd uitgeschreven met het voorstel tot oprichting van een voetbalclub. Deze vergadering werd georganiseerd onder de vlag van “Sportvereniging S.S.S.” (later “Vereniging van Sportbelangen te Marssum”), dat was de overkoepelende organisatie over de toen bestaande plaatselijke sportverenigingen. De aanwezigen stemden met het voorstel in en benoemden Tjalling Algra, Johannes Bouma, Johan Koning, Jelte Veltman en Harm Wilkens tot bestuursleden.
Blijkens de, niet ondertekende, aantekeningen van de bijeenkomst werd voorlopig gekozen voor zaterdagvoetbal in plaats van zondagvoetbal. Dat besluit was gebaseerd op twee argumenten: ten eerste vanwege de geloofsovertuiging en ten tweede omdat er voor zaterdagvoetbal een minder aantal leden nodig was, namelijk 2 elftallen en 35 leden tegenover zondagvoetbal met als eisen 3 elftallen en 50 leden.
Men wilde de mogelijkheid onderzoeken van de aanschaf van een clubgebouw, waarvoor een investering van zo’n ? 22.500,00 (ruim €10.000) nodig was. Verder werd vastgesteld dat er al doelpalen aanwezig waren en er nog ballen, doelnetten, hoekvlaggen, grensrechter-vlaggen, touw en een kalkwagen moesten worden aangeschaft. Ook werd vastgesteld dat het niet zeker was of de gemeente een krediet zou verstrekken.
Als trainer werd Jan Bakker te Menaldum voorgesteld, terwijl Sietze Dijkstra en Feico Wiersman als elftalcommissie zouden fungeren. Het verzorgen van het veld kwam voorlopig in handen van het bestuur. Een belangrijk agendapunt, namelijk het vaststellen van een seniorenelftal, kon niet worden gerealiseerd. Dat was het gevolg van het feit dat daarvoor te weinig potentiële leden op de vergadering aanwezig waren. Afgesproken werd dat zeven personen de boer op zouden gaan om voldoende mensen op papier te krijgen. De contributie werk bepaald op ? 1,00 (€ 0,45) per maand voor 10- tot en met 15-jarigen, de 16- en 17-jarigen betaalden ? 2,00 (€ 0,90) per maand en vanaf 18 jaar ? 3,00 (€ 1,35). Leden die ’s avonds voor ontspanning wilden voetballen droegen daarvoor ? 1,50 (€ 0,68) per maand af.
Over de clubkleuren werd summier gerapporteerd: een blauw shirt en een witte broek. Enkele dagen later werd er in een ledenbrief gemeld dat het shirt blauw moest zou zijn, met in het midden een witte baan en een witte broek met blauwe kousen. Pas veel later werk bekend gemaakt dat de banen van het shirt verticaal zouden zijn en de kleur van de kousen geheel blauw, dus zonder witboord.
Er werden twee wedstrijden vastgesteld op 5 mei, Bevrijdingsdag, één voor junioren en één voor senioren. Van de opgestelde spelers werden lijsten gemaakt die vervolgens werden opgehangen bij café Cor Postma (“Het Grauwe Paard”) en herenkapper Robert van Wieren. Jammer genoeg ontbreken verdere gegevens over die dag. De trainingsavonden werden voorlopig bepaald op donderdag voor de junioren en op vrijdag voor de senioren.
Uit het vorenstaande kan wel worden afgeleid dat het bestuur in een korte tijd een enorme hoeveelheid werk voor de kiezen kreeg. Men hoefde dit overigens niet helemaal alleen te doen, want er was op bepaalde punten ondersteuning van de “Sportvereniging S.S.S.”. Die vereniging beschouwde de voetbalclub als een afdeling van haar organisatie en zo opereerde het op 20 april 1970 gekozen bestuur ook. Als het voetbalzaken betrof dan werd de correspondentie ondertekend met “namens het bestuur van de Sportvereniging S.S.S., de secretaris afdeling voetbal”. Dat de “afdeling voetbal” in feite een zelfstandige vereniging met een eigen bestuur was, kwam pas jaren later weer bovendrijven. Dat kon uiteindelijk na veel juridische haken en ogen wel worden vastgesteld, evenals de grote risico’s die de bestuursleden inmiddels hadden gelopen.
Het is al even genoemd: in korte tijd kreeg het bestuur een hoop werk te verstouwen. Er werk voortvarend gewerkt. Al een week na de oprichtingsvergadering vroeg de secretaris aan het College van B&W om een startkapitaal beschikbaar te willen stellen voor onder meer een was- en kleedgelegenheid, een veld afrastering, een oefenhoek, een lichtinstallatie, doelnetten, hoekvlaggen en een kalkwagen. Enige weken later melden B&W dat het verzoek niet kon worden gehonoreerd vanwege de daaruit voortvloeiende consequenties. Zijn wijzen erop dat een afzonderlijk kleedgebouw niet noodzakelijk is omdat daarvoor de toekomstige was- en kleedgelegenheid in het dorpshuis kan worden benut. Voor de andere wensen verwijst het College naar de mogelijkheden van de Sporttoto en gemeentelijke sport subsidieregeling.
De club heeft op dat moment dus een financieel probleem. Dat is echter niet het enige probleem. Zo was er ook een juridisch probleem. De K.N.V.B. meldde op 8 juli 1970 dat de vereniging onder de naam “Sportvereniging Sport Staalt Spieren 1968” (“S.S.S. ‘68”) tot de afdeling Friesland zou worden toegelaten, echter onder de voorwaarde dat vóór 1 september 1970 de erkenning als rechtspersoon zou zijn aangevraagd. Let wel: hier werd dus niet gesproken over “voetbalvereniging” of “afdeling voetbal”.
Vanaf die juli-dag volgde er een langdurige juridisch getint heen en weer geschrijf. Daarbij betrok het bestuur steeds de onjuiste stelling dat zij opereerde als “afdeling voetbal” van de “Sportvereniging S.S.S.”. immers, de zogenoemde “afdeling voetbal” had onder meer een eigen bestuur, bepaalde zelf het beleid, had een eigen kas, een eigen administratie, een eigen jaarvergadering en was daarmee een zelfstandige organisatie. Doordat dit niet was onderkend, werd de datum 1 september 1970 niet gehaald. Het bestuur slaagde er niet in om dit traject in orde te maken.
Een volgend bestuur vond dat er wél sprake was van een zelfstandige vereniging met al zijn rechten en zijn plichten. Zij zette de eerste- en tweede secretaris op de klus, die na veel “studeren” en veel correspondentie met diverse organisaties er in resulteerde dat op 17 april 1975 de erkenning als rechtspersoon alsnog werd verkregen. Tot dan hadden de besturen grote risico’s gelopen, met name het risico om persoonlijk aansprakelijk te kunnen worden gesteld.
Na het constateren van deze feiten lijkt het goed om een goed moment om een vraag in de het eerste aflevering (sectie 1) te beantwoorden. De vraag namelijk waarom de club “S.S.S.‘68” heet en niet “S.S.S.’70”. Daarover waren verschillende meningen. Een mening was dat dat was afgeleid van het feit dat de toenmalige Sportvereniging S.S.S., die toen nog niets met voetbal van doen had, op 14 juni 1968 Koninklijke Goedkeuring had verkregen. Een andere gedacht was dat voor 1968 was gekozen omdat toen de eerste pogingen om een voetbalclub op poten te zetten waren ondernomen. Weer anderen schreven het toe aan het feit dat in Marssum in het jaar 1970 een korfbalclub werd opgericht met de naam “S.S.S.’70”; het jaartal 1970 was dus al bezet. Feit is echter dat uit het verenigingsarchief blijkt dat de toevoeging “68” niet door het clubbestuur is aangebracht, maar door de K.N.V.B. Die schrijft namelijk in haar brief van 8 juli 1970 dat de vereniging werd geregistreerd als “Sportvereniging Sport Staalt Spieren 1968 (SSS’68)” en “het jaar van de oprichting” werd toegevoegd omdat reeds meerdere verenigingen met de naam “S.S.S.” in de K.N.V.B.-registratie voorkwamen. Zij legde dus een relatie met de al bestaande Sportvereniging S.S.S.. Feit is ook dat dit onderwerp in meerdere besturen aan de orde is geweest, maar men nooit aanleiding zag om eventuele naamswijziging formeel aan de orde te stellen.
Om te kunnen voetballen en trainen is het natuurlijk wel handig dat er een voetbalveld en een oefenveld zijn, maar ook een was- en kleedgelegenheid is dan wel aan te bevelen, terwijl je zonder ballen ook niks begint. Welnu, bij de start van de eerste competitie lag er al een goed speelveld en een oefenhoek klaar. Op die oefenhoek was het wel erg zwaar trainen, want die bestond geheel uit zand. Middelen als ballen, doelnetten, hoekvlaggen en dergelijke waren er ook wel. Maar… was- en kleedgelegenheid was er nog niet en dat was vanzelfsprekend nog al lastig. Als noodoplossing werd daartoe een directiekeet geplaatst. Een noodoplossing, want er zaten geen douches in en er was geen ruimte voor twee teams tegelijk.
Bij het tot stand komen van het dorpshuis in 1971, kon –zoals de gemeente al had geschreven – van de kleedgelegenheid daar gebruik worden gemaakt. Dit gebruik duurde tot in 1972 toen er inmiddels kleedgelegenheid en w.c. op het sportterrein aanwezig waren. Daarmee leken de grootste problemen opgelost. Het bestuur had echter over een aantal zaken nog wel haar bedenkingen. Zij vroeg de Sportvereniging S.S.S., optredend als intermediair, om de gemeente hier op aan te spreken. Zo vond zij dat het veld regelmatiger gemaaid en gerold moest worden en er mollen verwijderd zouden moeten worden. Verder vroeg het bestuur om met het inzaaien van de doelgebieden niet te wachten. “tot het gras een halve meter hoog was” en “drijfzand” in één van de doelen moest worden voorkomen.
Dit alles had tot resultaat dat in september 1973 het oefenveld werd bewerkt, door 40 cm grond uit te graven en dit vervolgens te vullen met blauw zand.
Het heeft even geduurd, maar in 1977 is het tweede speelveld gereed; het mag na de winterstop 1977/1978 in gebruik worden genomen. Dit tweede speelveld was dringend noodzakelijk omdat er dat seizoen negen teams van start waren gegaan. Op 28 februari 1978 meldt de gemeente dat bij de bevoegde instanties vergunning is gevraagd voor uitbreiding van de kleedaccommodatie. In de herfst van 1979 is er zelfs de door velen gewenste kantine.
Na een aantal jaren zwoegen lijkt het plaatje behoorlijk compleet: er is een hoofdveld, een tweede veld, een nieuw trainingsveld, er is was- en kleedgelegenheid, veldafrastering, een lichtinstallatie en een kantine alle reden voor een feestje.
Op zaterdag 31 mei 1980 vond de officiële opening van de kantine, de nieuwe kleedgebouwen samen met de ook tot stand gekomen gymzaal en tennisbanen, plaats. In een feestelijke optocht van alle sportende junioren, een afvaardiging van het gemeentebestuur en het muziekkorps voorop, werden alle accommodaties aangedaan. ’s Middags waren er kinderspelen en ’s avonds was er gekostumeerd voetbal door bestuursleden van de plaatselijke sportclubs.
Jaren 1970-1980
Met dank aan de heer Jan Tuinman.
In 1970 kon, ondanks dat de vereniging nog niet compleet was ingericht, toch worden begonnen met voetballen. De B- en C-junioren mochten op 22 augustus het spits afbijten. De B’s verloren hun eerste competitiewedstrijd met 6-0 en de C’s zelfs met 10-1. de senioren starten op 5 september. Het 1e elftal uitkomend in de 3e klasse van de Friesche Voetbal Bond, had een goede start met een 2-1 winst en het 2e elftal (4e klasse) verloor met 7-0.
Een aantal 1e-elftalspelers had de ambitie uitgesproken om dat eerste seizoen bij de eerste vier te eindigen. De toenmalige trainer vond die ambitie niet realistisch. Hij vond dat zulks niet mogelijk was omdat een aantal 1e-elftal-spelers nooit eerder hadden gevoetbald en men de kracht van het eigen elftal en die van de tegenstanders nog niet kende. Het team maakte haar ambitie echter wel waar door op de vierde plaats te eindigen. Aan dit resultaat hadden ook de oefenwedstrijden tegen gelijkwaardige tegenstanders bijgedragen. Drie werden er gewonnen en met één doelpunt verschil verloren. Met goed voetbal en een grote inzet werd bovendien een toernooi in Menaldum gewonnen. Men had zelfs zo de smaak te pakken dat men mee deed aan een zaalvoetbaltoernooi in Heerenveen en de vier wedstrijden, op één avond, achter elkaar speelde.
SSS 2 en SSS 1B werden in de competitie laatste en de C’s bereikten de vijfde plaats. Geen denderende resultaten dus in het eerste competitieseizoen, maar wel uitermate leerzaam.
Welke resultaten daarna werden bereikt wordt hierna beschreven. Vooraf wel even de waarschuwing dat niet alles bewaard is gebleven en de beschrijving dus niet volledig kan zijn. De belangrijkste of meest opmerkelijke resultaten kunnen echter wel worden genoemd.
Het tweede competitiejaar, 1971/1972, bracht SSS zes teams in het veld. Dat waren drie seniorenelftallen, een B-juniorenteam, een C-juniorenteam en een A-pupillenteam. In een jaar tijd een flinke ledengroei. Bovendien speelde een deel van het 1e elftal mee in de zaalvoetbalcompetitie de Waddenhal in Harlingen.
Voetbal leefde dus in Marssum. Voor wat het 1e elftal betrof, bleek dat ook uit de resultaten. Zij won het SSS-toernooi en zegevierde opnieuw bij het Foarút-toernooi. Bovenal leverde het vlaggenschip van de vereniging een formidabele prestatie door in de veldcompetitie als 2e te eindigen met slechts twee punten achter de kampioen en liefst negen punten voorsprong op nummer 2.
Hierdoor promoveerde zij van de 3e naar de 2e klasse. Het zaalvoetbalteam leverde eveneens een prima prestatie door als tweede te eindigen met één punt achterstand op de kampioen. De B’s werden laatste in de eindrangschikking, het 2e elftal behaalde de vijfde plaats en de C-junioren werden vierde. Na het spelen van de slechts vier wedstrijden werd SSS 3 uit de competitie teruggetrokken. Dat moest wel gebeuren omdat er bij voortduring te weinig spelers beschikbaar bleken te zijn. En dat fenomeen zagen we daarna regelmatig terugkeren.
Bij de start van het seizoen 1972/1973 waren er weer twee teams bijgekomen, namelijk een A-juniorenelftal en een B-pupillenteam. In twee jaar tijd een groei van vier naar acht teams, niet slecht dus. Opvallend was dat SSS 2 en 3 in dezelfde competitiegroep waren ingedeeld. Daarmee dringt zich meteen de vraag op hoe zij onderling speelden. SSS 2 – SSS 3 eindigde in 8-2, van de terugwedstrijd is geen uitslag bekend. Wel wordt in een brief van de clubstrafcommissie gesproken over ongeregeldheden tijdens de wedstrijd. SSS 1 ging weer voortvarend van start. Vóór de competitiestart had zij al haar eerste toernooiwinst geboekt. Voor dit elftal was het opnieuw een uitstekend toernooi: zij behaalde weer de 2e plaats, nu met slechts 1 punt achterstand.
Het tweede elftal leverde een opmerkelijke prestatie door kampioen te worden. Zes punten meer dan nummer twee en nog opmerkelijker: maar liefst 83 doelpunten meer. SSS 3 werd zesde van de negen, de A-junioren vijfde, terwijl de B-junioren an A-pupillen laatste werden en de B-pupillen voorlaatste.
Voor het seizoen 1973/1974 waren weer acht teams aangemeld, nu een 4e elftal inbegrepen. SSS 1 kwam alweer goed voor de dag met de 3e plaats, 1 punt achter nummer twee. Het 2e elftal kon het niet bolwerken en werd voorlaatste, SSS 3 werd vijfde, de A- en B-junioren bezetten een verdienstelijke 3e plaats en de A- en B-pupillen bereikten een prima 4e plaats. Het elftal werd volgens verwachting laatste. Dat was voornamelijk te wijten aan het chronisch spelersgebrek. SSS 1 won het eigen toernooi en de B-pupillen zegevierden bij het toernooi voor de gemeentelijke clubs.
Voor het seizoen 1974/1975 werden weer acht teams ingeschreven, maar nog vóór de start van de competitie werd het 4e elftal teruggetrokken. Reden: inderdaad, gebrek aan spelers.
Dit was wel een jaar van mindere resultaten. SSS 1 werd vijfde, het 2e en 3e elftal en de B-pupillen werden voorlaatste, de A-junioren zevende en de C-junioren laatste. Alleen de A-pupillen presteerden naar behoren met een vierde plaats.
Ook het seizoen 1975/1976 leverde niet de gewenste resultaten op. SSS 1 en 2 werden zesde, SSS 3 en de A- en B-pupillen laatste en de A-junioren opnieuw zevende. De B-junioren zegevieren wel grandioos bij een toernooi. SSS 1C werd een goede vierde in de competitie. Er speelden nu twee zaalvoetbalteams, waarvan het 1e als tweede eindigde en het 2e als voorlaatste.
1976/1977 leverde kampioenschappen op voor onze C-junioren en E-pupillen. D1 werd vijfde, 1A zesde, SSS 3 zevende, SSS 2 achtste en SSS 1 negende. Het zaalteam belandde op de vierde stek. Ergo: 2 hoogtepunten, 3 gemiddelde scores en 3 dieptepunten. Ook dat is voetbal.
Na afloop van het competitiejaar 1977/1978 kon de volgende balans worden opgemaakt: de E-pupillen een gedeelde 1e/2e plaats en een vierde plaats voor SSS3. Overige resultaten staan jammer genoeg niet te boek.
In het seizoen 1978/1979 ging het over de hele linie veel beter. SSS 1 eindigde als 6e, SSS2 als 2e, SSS 3 als 4e, 1A als 6e, 1C en 1D als 4e en E1 werd gedeeld 2e/3e. De F-pupillen werden kampioen in de dorpencompetitie en SSS 1 won weer eens het eigen toernooi.
Nog weer beter ging het in het seizoen 1979/1980. Er waren maar liefst drie kampioenen: het 2e elftal, de D’s en SSS E1. Een gedeelde tweede/derde plaats was er voor E2, 1B behaalde een vierde plaast en 1C werd zesde. Het eerste elftal werd slechts negende, het 3e achtste.
Jaren 1980-1990
Met dank aan de heer Jan Tuinman.
In het voetbaljaar 1980/1981 werd SSS 1 winnaar van een erg sterk bezet toernooi. D2 werd reekskampioen. Voor D1 sprong er één overwinning nogal ut: 16-0. ook hier ontbreekt een verder overzicht.
Het seizoen 1981/1982 leverde de spelers van D1 een reekskampioenschap op. Bovendien zegevierden zijn op twee toernooien. De C-junioren bleven niet achter; ook zij realiseerden een reekskampioenschap.
1982/1983 werd het oprichtingsjaar van de veteranenploeg. Het team werd vanwege de verre reizen niet aangemeld voor deelname in de reguliere veteranencompetitie, maar kwam uit in de 4e klasse. De B-junioren werden kampioen en D2 kwam op een gedeelde 1e/2e plaats. Toernooiwinst was er voor D1 bij het eigen toernooi.
1983/1984 was het jaar van de B- en C-junioren. Ook nu werden de B’s weer kampioen. De C-junioren overtroffen alle verwachtingen door de vierde ronde van de provinciale bekercompetitie te bereiken. Ook eisten ze de gemeentelijke titel op.
In het seizoen 1984/1985 zegevierden de B’s bij twee toernooien en werden tweede bij een ander toernooi. De E’s behaalden bij hun toernooien een 1e en twee 2e prijzen. De veteranen, uitkomend als 4e elftal werden tweede in de competitie.
Het seizoen 1985/1986 had voor de B-junioren alweer een toernooizege, in eigen dorp, in petto. Het 2e elftal bereikte de tweede plaats in de competitie, met een achterstand van maar één punt.
In de competitie 1986/1987 leverden de veteranen uitstekende prestaties. De oudjes weren herfstkampioen en behaalden in de lentereeks de tweede plaats. De F-pupillen werden eveneens herfstkampioen en de A-junioren veroverden de gemeentelijke titel.
Ook het seizoen 1987/1988 waren er weer kampioenen: SSS 2, dat daardoor promoveerde naar de reserve 2e klasse en de B’s die herfstkampioen werden. De B-junioren bereikten bovendien de halve finale in de bekercompetitie, een prestatie van niveau. In deze halve finale speelden zij 1-1, maar verloren bij het nemen van de strafschoppen.
Voor de competitie 1988/1989 mag worden gezegd dat het er één was van zeer wisselende resultaten SSS 3, 1F en de veteranen werden in hun voorjaarsreeksen tweede. Een vierde plaats was er voor de B-junioren en de D- en E-pupillen. Het 1e elftal werd slechts achtste en de C-junioren en het 2e elftal laatste. Het 2e elftal degradeerde daardoor naar de 3e klasse.
In het seizoen 1989/1990 had SSS 2 zich al weer herwonnen. Zij werden kampioen en keerden daarmee terug naar de reserve 2e klasse. De E-pupillen werden voorjaarskampioen, de B’s en C’s werden tweede in de lentereeksen. De D’s eisten de vierde plaats op, SSS 1 werd achtste en SSS 3 en 4 laatste. Het 1e elftal zegevierde weer eens bij het thuistoernooi en de D-pupillen waren de overwinnaars van het gemeentelijke D-toernooi.
Jaren 1990-2000
Met dank aan de heer Jan Tuinman.
Na een uitermate spannende competitie 1990/1991 bereikte SSS 1 de tweede plaats in de eindrangschikking. De D- en F-pupillen werden herfstkampioen. Bovendien werden de D’s ook nog eens voorjaarskampioen. Zij bewezen over een topteam te beschikken, want in de bekercompetitie zaalvoetbal bezetten zij de 4e plaats. Daarnaast werden ze overwinnaar van het SSS-toernooi. Het veteranenelftal speelde dit jaar in de 35+ competitie.
In het seizoen 1991/1992 ging het 1e elftal op herhaling. Zij werden opnieuw tweede in de competitie. Terecht legden zij ook beslag op de gemeentelijke titel. Het 2e elftal had een slecht seizoen en degradeerde. De C-junioren veroverden een 1e prijs bij een toernooi.
Het verging SSS 1 in het seizoen 1992/1993 aanmerkelijk slechter dan het jaar ervoor; dit lag niet zozeer aan het spel als wel aan de vele blessures. Een achtste plaats werd haar deel. Dat het geen gebrek aan kwaliteit was, bewezen ze door opnieuw de gemeentelijke titel in de wacht te slepen. Bij het 2e elftal was sprake van het jojo-effect. Na het debacle van het voorafgaande jaar werden zij nu weer netjes kampioen. SSS 3 werd derde in de voorjaarsreeks; in de herfstreeks bleven ze aan de kant staan wegens te weinig spelers. SSS 4 werd in de najaarsserie vierde en in de voorjaarsreeks derde. De A’s waren laatste in de herfstreeks en behaalden in de laatste in de lentereeks de vierde plaats. De D-pupillen werden derde in de herfst en laatste in de lente.
In de competitie 1993/1994 werd het 1e elftal net als het jaar voordien slechts achste. Het 2e moest wegens omstandigheden uit de competitie worden teruggetrokken. SSS 3 werd derde en de veteranen werden zesde. De D’s zorgden voor een reekskampioenschap en de F-jes voor een tweede plaats.
1994/1995 leverde SSS 3 een herfstkampioenschap op. Het 1e elftal stelde opnieuw teleur door laatste te worden, waarmee degradatie naar de 3e klasse een feit werd. De veteranen, nu SSS 2, eindigden als zesde. De D-pupillen werden tweede.
Het seizoen 1995/1996 bracht SSS 1 een zesde plaats. Het 2e elftal deed het zeer goed met een tweede plaats in zowel najaars- als de voorjaarscompetitie. Het 3e elftal behaalde een zevende respectievelijk vijfde plaats. Het damesteam eindigde in beide series op de onderste plek, terwijl de D-pupillen een zevende plaats in hun volledige jaarcompetitie behaalden. SSS 2 won haar eigen toernooi.
Het seizoen 1996/1997 was een slecht SSS-jaar. Het 1e en het 3e elftal kwamen op plaats 9, het damesteam en de F-jes werden zevende (1e reeks) en de laatste (2e reeks). Alleen het 2e elftal kwam goed naar voren met een derde plaats. Zijn wonnen opnieuw hun eigen toernooi.
Op het einde van het tijdvak 1997/1998 stond het vlaggenschip op de onderste plaats. Met slechts 2 punten uit 22 wedstrijden, een diepte punt in de historie van het 1e elftal. SSS 2 deed het prima met een derde plaats en SSS 3 behaalde een zesde plaats. Het 4e elftal had geen goed resultaat met met een negende plaats in beide reeksen bezetten de B-junioren de derde plaats, de E’s waren in de najaarsreeks als laatste geëindigd en werden vijfde in de voorjaarsreeks. De F-jes, gestart na de winterstop, werden meteen vliegend kampioen.